‘Je kunt in een park niet alles voor iedereen beweegvriendelijk maken’
Afgelopen november startte Annika Prinsen als adviseur openbare ruimte bij PLANTERRA. Ze vertelt in dit artikel meer over haar scriptie-onderzoek naar een beweegvriendelijke openbare ruimte en geeft adviezen mee aan alle gemeenten die hun openbare ruimte meer beweegvriendelijk willen maken.
Hoi Annika, wat betekent de openbare ruimte voor jou?
‘Ik gebruik de openbare ruimte voornamelijk voor beweging: wandelen, fietsen en actief bezig zijn – vaak ook met mensen samen. Ik waardeer de openbare ruimte erg. Ik zie het als een bundeling van plekken waar positieve zaken worden gefaciliteerd en waar behoeftes van allerlei mensen samenkomen. Neem bijvoorbeeld een park: de een gebruikt het voor een wandelende vergadering en de ander als plek voor het pauze-ommetje. Ik vind het mooi om te zien hoe iedereen op haar/zijn manier invulling geeft aan de openbare ruimte.’
Je bent net afgestudeerd, waar ging je scriptie over?
‘Ik deed onderzoek naar de succesfactoren voor het maken van een beweegvriendelijke openbare ruimte. Hoe zorg je dat een openbare ruimte, die beweegvriendelijk is ingericht, ook wordt gebruikt om te bewegen?’
Hoe ben je tot een antwoord gekomen?
‘Ik heb een locatie onderzocht in Amersfoort, het Waterwingebied. Ik heb via een beleidsanalyse gekeken hoe beweegvriendelijkheid in het park wordt nagestreefd. Vervolgens heb ik gekeken hoe het park wordt gebruikt voor beweging door te observeren, om te kijken of de beoogde maatregelen ook worden gebruikt.’
Wat leverde dat op?
‘Interessante inzichten! Zo was er voor het park alleen een groenbeheerplan. Beweging speelt daarin een hele kleine rol, recreatie had wel een plek. Ondanks dat zag ik wel veel mensen gebruik maken van het park om te sporten, spelen en wandelen. Dat laat de potentie van het park zien.’
En toen?
‘Daarna heb ik gebruikers in het park geïnterviewd om te achterhalen hoe zij het park beleven in relatie tot beweegvriendelijkheid. Tot slot heb ik de resultaten van de beleidsanalyse, de observaties en de interviews met elkaar vergeleken en gekeken hoe de beoogde, gebruikte en beleefde ruimte zich tot elkaar verhouden.’
Wat is de conclusie van je onderzoek?
‘Beweegvriendelijkheid is geen ‘one size fits all’ en je kunt in een park niet altijd alles voor iedereen beweegvriendelijk maken. Mijn onderzoek bracht verschillende spanningsvelden aan het licht.
Zo zijn er in het park grasvelden die op papier als ligweide zijn aangewezen, maar die omwille van biodiversiteit minder vaak gemaaid worden. Het gevolg is dat de grasvelden vooral door hondenbezitters worden gebruikt en niet door mensen die op een kleedje in het gras gaan liggen: de eigenlijke doelgroep.
Ook bleek dat onverharde paden aantrekkelijk zijn voor wandelaars en hardlopers, maar niet toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. Brede, verharde paden zijn dan wel toegankelijk voor rolstoelgebruikers en andere voetgangers, maar trekken ook fietsers aan, wat het veiligheidsgevoel van de voetgangers negatief beïnvloedt. Een combinatie van verhard en onverhard, maakt het voor een zo groot mogelijke doelgroep mogelijk om er te komen bewegen. Het is daarbij wel nodig dat duidelijk is dat er niet gefietst mag worden.
Wat ik tot slot interessant vond, is het veiligheidsgevoel dat verschilt per persoon. Zo bleek bijvoorbeeld dat een open begroeiing zoals een open veld, voor autochtonen werd ervaren als beweegvriendelijk terwijl een groep islamitische dames voorkeur had voor meer beschuttende begroeiing. Het is dus lastig om een plek voor iedereen beweegvriendelijk te maken, maar ik denk dat als je in een park verschillende soorten begroeiing kiest er voor iedereen plekken zijn waar zij zich fijn voelen.’
Welke concrete adviezen kwamen eruit voor de gemeente Amersfoort om de beweegvriendelijkheid te vergroten in het Waterwingebied?
‘Allereerst dat het duidelijker moet worden gemaakt dat er niet door het park gefietst mag worden. Nu staan er bijvoorbeeld voetgangers afgebeeld op de straat en staat er een bordje aan de zijkant van het pad dat er niet gefietst mag worden, maar toch gebeurt het. Mensen gaven aan dat ze wel weten dat er niet gefietst mag worden, maar doen het toch. Het uitdragen van de norm dat het een wandelgebied is, blijkt dus nog niet voldoende. Ik zou daarom aanraden om het verbod duidelijker uit te drukken. Ook zou ik aanraden om duidelijker uit te dragen dat het park (grotendeels) géén losloopgebied voor honden is. Omdat dit nu nog ontbreekt, zou ik starten met het uitdragen van de norm dat honden aangelijnd horen te zijn. Hiermee voorkom je dat loslopende honden in de ligweides hun behoeften doen en kunnen mensen de ligweides als beweegplek gaan gebruiken.’
Welk advies zou je gemeenten geven die de beweegvriendelijkheid van hun openbare ruimte willen vergroten?
‘Onderschat de rol van het sociaal domein niet en sta open voor de inzichten van gebruikers en experts, zoals bijvoorbeeld de buurtsportcoach. Deze professional weet precies waar de behoeftes in de wijk liggen als het gaat om bewegen en hoe je de beweegvriendelijkheid van een park voor een groep vergroot. Bovendien brengt een buurtsportcoach kennis over het lichaam met zich mee en heeft zij of hij aandacht voor het veiligheidsgevoel en de beleving van gebruikers.’
Meer weten over samenwerken aan een gezonde leefomgeving? Kijk dan in ons artikel over richtlijnen voor een gezonde openbare ruimte of sluit aan bij onze Masterclass Omgevingspsychologie en openbare ruimte.
0 comments on ‘Je kunt in een park niet alles voor iedereen beweegvriendelijk maken’