
5 vragen die elke beheerder moet stellen aan de financieel adviseur en het antwoord dat je klaar moet hebben
Een belangrijk onderdeel van de cursus Gemeentefinanciën voor beheerders is het voorbereiden van beheerders voor het gesprek met financiën. Welke kennis heb je nodig en wanneer vraag je wat aan afdeling financiën? 5 vragen die elke beheerder moet stellen aan je financieel adviseur om meer invloed uit te oefenen.
1. Hoe zijn de afschrijvingstermijnen voor mijn domein eigenlijk bepaald?
Een afschrijvingstermijn bepaalt hoe snel investeringen financieel worden afgeschreven. Vanuit het BBV wordt voorgeschreven dat de afschrijvingstermijn van een object zoveel mogelijk gelijk moet lopen met de verwachte technische levensduur. Dit is echter niet altijd het geval.
Is het afschrijvingstermijn korter dan de levensduur van een object, dan zijn de kapitaallasten onnodig hoog en drukt deze onnodig op de gemeentelijke begroting. Is de termijn te lang, dan betaal je nog door voor objecten die je alweer een keer hebt moeten vervangen. Een goede inschatting van de levensduur van een kapitaalgoed is dus van groot belang. Als beheerder weet jij het beste hoe lang iets technisch meegaat. Door hierover in gesprek te gaan met de financieel adviseur, voorkom je dat de kapitaallasten te hoog of te laag zijn.
2. Wanneer wordt de financiële verordening weer aangepast?
In de financiële verordening van een gemeente worden de afschrijvingstermijnen vastgelegd. Dit gebeurt in een document wat periodiek wordt herzien. Als je weet wanneer dit gebeurt, kun je vroegtijdig input leveren. De kans dat deze input wordt gebruikt, is dan meer aanwezig. Hiermee voorkom je dat je apart naar de raad moet om je afschrijvingstermijnen te wijzigen.
3. Hoe ziet de planning eruit richting de voorjaarsnota?
In de voorjaarsnota/kadernota worden de budgetten van het volgende jaar bekend gemaakt. Zoals de naam al zegt, is dit een document wat in het voorjaar naar buiten komt. Om input te kunnen leveren op de voorjaarsnota, moet in het najaar daarvoor al actie worden ondernomen om te zorgen voor onderbouwingen bij het budget wat je in het jaar daarna pas nodig hebt.
Dit betekent dus dat je moet gaan nadenken over een budget dat ongeveer 1,5 jaar later pas van toepassing is. Als je de planning kent, kan je op tijd hierover nadenken en zorgen voor goed onderbouwde beslissingen.
4. Welke uitgaven worden geactiveerd?
Wettelijk gezien moeten alle vervangingen vanaf een bepaald bedrag (de activeringsgrens) worden geactiveerd. In de praktijk gebeurt dit niet altijd en worden vervangingen betaald uit de exploitatie of een voorziening.
Zeker bij groenvoorzieningen is dit vaak niet het geval, terwijl het financieel aantrekkelijk kan zijn om ook groen te zien als een kapitaalgoed dat waarde vertegenwoordigd over de gehele levensduur, de waarde neemt vaak zelfs toe!. Door het gesprek aan te gaan kan je als beheerder bewustzijn creëren en meedenken over slimme methodes. Het exploitatiebudget kan tijdelijk namelijk naar beneden door ook groen te activeren.
5. Hoe wordt de restwaarde van mijn object meegenomen in de afschrijvingen?
In tegenstelling tot vastgoed, wordt er bij kapitaalgoederen uitgegaan van een restwaarde van nul. Dus elk object wordt volledig afgeschreven. In theorie klopt dit niet, omdat bepaalde elementen vaak nog kunnen worden hergebruikt en daarmee een waarde vertegenwoordigen. Door deze vraag te stellen, open je het gesprek over duurzamer en realistischer afschrijven en kun je beter circulariteit ook financieel al meenemen.
Meer weten?
Wij helpen je graag verder! Neem contact op met onze adviseur Jeroen Bruinenberg.

0 comments on 5 vragen die elke beheerder moet stellen aan de financieel adviseur en het antwoord dat je klaar moet hebben